2.3 Ouderdom van gesteenten
De ouderdom van gesteenten of geochronologie kan achterhaald worden op een relatieve of op een absolute manier.
Dit hoofdstuk werd opgesteld op basis van de volgende documenten :
2.3.1 Relatieve ouderdom
De eenvoudigste methode bestaat uit het bestuderen van de opeenvolging van de verschillende sedimentaire afzettingen (stratigrafie). Deze methode rust op het superpositieprincipe van de lagen : elke geologische laag is recenter dan de laag die eronder ligt (tenzij de lagen ooit door tektonische verschuivingen omgekeerd werden).
Lithostratigrafie
Deze methode steunt hoofdzakelijk op de lithologische aard van de gronden. De geoloog kan zo een opeenvolging reconstrueren van de aangetroffen lithologieën en de oudere lagen rangschikken ten opzichte van de jongere. Het resultaat is een lithostratigrafische schaal.
Praktisch neemt men als lithostratigrafische basiseenheid de formatie (indien ze voldoende homogeen is om herkend te worden op meerdere plaatsen op het terrein of bij een boring).
De formaties kunnen in groepen voorkomen die verder onderverdeeld zijn in leden. Het lid en de formatie dragen doorgaans een plaats- of streeknaam.
De leden zijn onderverdeeld in lagen (of strata) die de kleinste eenheid vormen. Met dit soort indeling, kan de geoloog zijn eenheid onmogelijk situeren op een algemene tijdsschaal, laat staan vergelijken met de kaart van een naburig terrein. Daarom wordt er op grotere schaal gebruik gemaakt van methodes die werken met biostratigrafische correlatie.
Biostratigrafie
Deze methode baseert zich op een studie, uitgevoerd door paleontologen, van de bewaarde organismen (fossielen) in sedimenten. De basiseenheid is daarbij de biozone.
Men onderscheidt macropaleontologie, waar men fossielen behandelt die met het blote oog zichtbaar zijn en micropaleontologie waar men fossielen bestudeert onder de microscoop.
De voorgenoemde macroscopische classificatie van gesteenten (zie PTV 844) steunt enkel op de inhoud van de macrofossielen.
De biostratigrafie is gebaseerd op het begrip evolutie, met andere woorden op het feit dat de aanwezigheid van bepaalde karakteriserende fossielen, toelaat om de relatieve ouderdom van het gesteente te schatten. Deze aanduiding zal preciezer zijn naarmate de levensduur van de fossielsoort korter is. Dikwijls laat de biostratigrafie toe chronostratigrafische elementen te bepalen.
Chronostratigrafie
De chronostratigrafie verdeelt de opeenvolging van lagen in eenheden die overeenkomen met tijdsintervallen, ongeacht de aangetroffen lithologie. De gesteenten die afgezet werden in eenzelfde tijdsspanne, behoren tot dezelfde chronostratigrafische eenheid. In België werden zo talrijke eenheden gedefinieerd die over de hele wereld gehanteerd worden. Het gaat hier bijvoorbeeld om het Frasniaan, het Famenniaan, het Tournaisiaan, het Devoon, …
De basiseenheid is de etage, die gedefinieerd wordt volgens een kenmerkende laag (stratotype). De etage geldt als basis op internationaal niveau. Meerdere etages vormen een serie (of tijdvak) die op hun beurt gegroepeerd worden in systemen (of periodes). Tenslotte vormen meerdere systemen een era (of erateem).
Tabel 8 toont een stratigrafische en geologische tijdsschaal voor Europa.
2.3.2 Absolute ouderdom - Radiochronologie
Radiochronologie is een verzameling van methodes die mineralen of gesteenten kunnen dateren en die gebaseerd zijn op de studie van hun radioactieve elementen en hun dochterelementen. De overeenkomstige ouderdom wordt weergegeven in radiometrische (of absolute) eenheden. Ze worden uitgedrukt in miljarden of miljoenen jaren.
De geologische tijdsschaal werd ter informatie opgenomen in de norm NBN EN 12670.